donderdag 27 november 2014

Edelachtbare majesteit

Een rechter, twitterend als @JudgeJoyce_ , signaleert een verdachte die een ambtgenoot antwoordde met ja majesteit. Dat doet mij denken aan de nagenoeg verdwenen cultuur van de ‘kleine’ rechtbankverslaggeving – het volgen van de zittingen van de kanton- of de politierechter, waarbij het eerder om de sfeer ging dan om de behandeling van de pekelzonden die daar aan de orde waren. Dat soort misgrijpen wordt tegenwoordig trouwens geseponeerd dan wel afgedaan met een waarschuwing of boete, waaraan geen rechter meer te pas komt.

Bestaat de kantonrechter nog? Ik geloof het niet. En worden rechters tegenwoordig nog wel eens aangesproken met ‘edelachtbare’? JudgeJoyce kan daarover wellicht ooit opheldering verschaffen.
Mijn vader heeft zich nog met dit soort rechtbankverslaggeving bezig gehouden. Hij kon er smakelijk over vertellen. Zo had je in Breda ene mr. Smits, die uitmuntte in laconieke opmerkingen. Had hij op zekere dag een volksvrouw (ook alweer een incourante betiteling)  voor zich die, met haar paraplu in de hand, haar hoogst dringende zaak bepleitte.

Smits: ‘Legt u dat wapen even terzijde.’

Ja, dat werden zo wel amusante krantenstukjes.
De verslaggevers waren niet te beroerd, onderling de nodige anecdotes uit te wisselen. Zo vertelde de ook al legendarische journalist Diedericus Anton de Stoppelaar, hoe hij op de rechtbank, in hoge nood verkerend, de deur van de wc opentrok en ‘Wat zag ik daar? Meester Smits, met zijn toga als een kloek op haar eieren.'

Of het waar was, deed er eigenlijk niet zoveel toe. De Stoppelaar kwam wel vaker aanzetten met fantastische verhalen. Zo vertelde hij mijn moeder, met zijn karakteristieke nasale geluid: ‘Ik was op de Oude Vest en daar was een demonstratie van de Teolin (verffabriek, G.). Daarbij staken ze een huis in brand. En mevrouw, ik zweer het, het huis brandde af en de verf bleef staan!’

zaterdag 22 november 2014

Handschrift

Tommy Wieringa schrijft vandaag in zijn wekelijkse column voor de regionale kranten over het teloorgaan van het handschrijven, in relatie tot het Ipad-onderwijs, dat mede uitgaat van het principe ‘straks doe je toch alles tikkend’.
‘Schoonschrijven’ is er niet meer bij, de kinderen op zo’n Ipad-school krijgen hooguit les in blokschrift, meldt Wieringa.
Over dat schoonschrijven maakte ik vorig jaar al eens ‘n stukje. Ik ga dat natuurlijk niet herhalen, wel zie ik nu dat ik het zogenaamde blokschrift toen buiten beschouwing heb gelaten. Dat is beslist geen nieuwigheid. Leerden wij op de katholieke lagere school liggend schrift, kinderen in mijn omgeving van niet-roomse snit gingen naar de Nutsschool en kregen daar blokschrift-onderwijs.
Het is natuurlijk niet zo dat je uit dat aangeleerde ‘rechtop-schrift’ geen fraai volwassen handschrift zou kunnen ontwikkelen – wat dat betreft is het niet minderwaardig aan het liggend schrift, waarvan de meeste beoefenaren overigens inmiddels dood of dement zijn. Maar om dat karaktervolle handschrift te bereiken moet je natuurlijk wel (brieven) schrijven. En  van dat laatste komt het niet meer.

Dit maakt Tommy Wieringa bedroefd en ik deel zijn treurnis.

donderdag 20 november 2014

BN-ers even niet thuis

De TV-actie ter bestrijding van van de ebola (555) is in gevaar, omdat BN-ers niet naar Afrika durven, respectievelijk hun verzekeraars het ook niet zien zitten. Dat maakt zo’n uitzending ‘n stuk minder spannend.
Je zou dan best willen weten, wie het allemaal laat afweten. Erika Terpstra, anders steeds bereid naar verre, warme landen af te reizen, mits er aaibare zwartjes (dit is natuurlijk een neerbuigende, kolonialistische aanduiding uit de tijd van de missiepaters en het ten bate van hun werk op school verzamelde zilverpapier) in  de buurt zijn. En uiteraard de inzoomende camera’s. Paul de Leeuw, ook niet vies van nóg meer aandacht? Gordon, wiens succes bij schofferende opmerkingen  tegen wie dan  ook hem altijd van succes verzekeren? Ach je kent ze natuurlijk allemaal, want ze teren voor zolang het duurt eerder op hun BN-erschap dan op enig talent.
Nee, dan de Karel Doorman. Die heeft toch maar mooi de nodige spulletjes afgeleverd in de haven van Sierra Leone. Het ministerie van Buitenlandse Zaken twitterde een op veilige afstand genomen foto van het lossen van die hulpgoederen; met zo’n beeld kan je de nationale hysterie op de beeldbuis natuurlijk niet opvoeren. Ik bedoel maar, het beoogde ‘succes’ van zo’n tv-uitzending is ook een kwestie van volksmentaliteit. Altijd zo geweest. 'Een volk krijgt de krant die het verdient.'

Ik hoor intussen dat ook journalisten met de veiligheid in de ebolanden zouden worstelen. Dat verbaast me enigszins, in aanmerking genomen, dat we vrijwel dagelijks zien hoe verslaggevers als Jan Eikelboom en Sander van Hoorn, in het Midden-Oosten in buitengewoon  riskante situaties hun werk doen. Maar ja, niet iedere journalist heeft een organisatie achter zich.

zaterdag 15 november 2014

Van een rode clownsneus en het kruis op de mijter

De Leeuwarder Courant heeft, misschien al wel een halve eeuw, linksonder op pagina 3 elke dag een minicolumn onder een * , die kennelijk door verschillende redacteuren wordt gemaakt en die misschien het best kan worden getypeerd met ‘flauwekul met een kern van waarheid’. Zo stond er deze week: ‘De rode neus die clowns opzetten, moet verdwijnen, vindt de Vereniging van Anonieme Jeneverdrinkers.’
Dit is onmiskenbaar een variant op de Zwarte-Piet-discussie; de AJ’s wensen immers niet voor gek te worden gezet, c.q. aan hun ‘kwaal’ te worden herinnerd. Ik moet opeens denken aan een mopje dat mijn vader al vertelde over de man die een advertentie zette ‘Wij helpen u van uw rode neus af, plak 2,50 op een briefkaart en wij sturen u de oplossing toe.’ En die luidde? ‘Doorzuipen tot-ie paars wordt’.
Maar nu even serieus. In het kader van de pietendiscussie, waaraan ik beperkt heb deelgenomen omdat de zin daarvan me voor 90 procent ontgaat, heb ik al opgemerkt dat nu ook de gapers (karikaturaler dan welke afbeelding van negerslaven dan ook) boven de deuren van oude apotheken of drogisterijen, aan de beurt zijn. Met andere woorden, dit leidt tot een totale sanering van onze westerse cultuur.
Laten we het, om weer wat in de Sinterklaassfeer te komen, nog even hebben over de mijter die de goedheiligman draagt. Om die heiligheid te benadrukken, kan men daarop roomse symbolen als het kruis afbeelden. Niet dat dit altijd gebeurde, zo kun je zien aan bij voorbeeld de mijter van de 16e-eeuwse Brabantse bisschop Sonnius. Het ligt voor de hand dat protestants-christelijke broeders niet van deze paepsche symboliek gediend waren (zijn). Dus Sint mag van hen, maar zonder kruis of iets dergelijks. Goddelozen zullen wellicht argumenten aan kunnen dragen om een verbod van het kruis op de mijter te eisen. Ze zouden kunnen wijzen op de vermaledijde inquisitie en andere stoutichheden van de roomse kerk van weleer.
Googlend naar plaatjes van bisschopsmijters, kwam ik op een website over heraldiek, waar het ging over het wapen van de in 1964 opgeheven Zuid-Hollandse gemeente Driebruggen. Dat werd omschreven als ‘in zilver een bisschopsmijter van keel, gesierd van goud’. De bijbehorende afbeelding toont een ‘protestants’ kruis zonder corpus vergezeld van – kennelijk -  de Moeder Maria en Maria Magdalena (de laatste recentelijk weer eens aangewezen van de echtgenote van Jezus).

Ingewikkeld? Nou en of, zeker omdat boven de omschrijving, zonder verdere toelichting, staat: Papekop! Het uitroepteken is van mij.

woensdag 12 november 2014

Borrelpraat over verkeersellende

Maatregelen ter verbetering van de situatie op de A67 (deel Venlo-Eindhoven) zouden uitblijven, zolang men in de regio met elkaar in de clinch ligt over de voltooiing van de wegenruit rond de stad. Dat tekent het Eindhovens Dagblad op uit de mond van de heer Ed van de Meerendonk, woordvoerder van Transport en Logistiek Nederland. Onnozeler cafépraat is zelden vernomen.

Er gaat onderhand geen dag voorbij, of er kantelt op de A67 wel een vrachtauto, klettert op een voorganger, raakt van de weg. Een tanktransport van brandbaar spul kan het ook zijn, wat dan leidt tot volledige afsluiting van de weg gedurende minstens een dagdeel.

Die weg moet dus verbreed worden naar tweemaal drie rijstroken. Ik denk dat er weinigen zijn die het daar niet mee eens zijn. Het traject maakt deel uit van de verbinding tussen het Ruhrgebiet en de Antwerpse haven en het is evident dat er op nationaal niveau geen sprake kan zijn van enige koehandel met de investeringen die in dit landsdeel moeten worden gedaan voor de verkeersinfrastructuur. Daar begint het steeds meer op te lijken door afspraken tussen de provincie Noord-Brabant en de verkeersminister over  het toepassen van lapmiddelen op de A67. Het koppelen van de capaciteitsverbetering van deze autosnelweg aan de ruit slaat als een tang op een varken.

TLN heeft natuurlijk het volste recht, hierover haar deuntje mee te blazen, maar ze zou er wel goed aan doen, ook eens de hand in eigen boezem te steken. Want hoe komt het toch dat wij dag-in-dag-uit in dit land geconfronteerd worden met vrachtauto’s als veroorzakers van verkeerscongesties, niet alleen op de A67? Hoe staat het eigenlijk met de vakbekwaamheid en het verantwoordelijkheidsgevoel van de gemiddelde turbo-chauffeur in zijn met electronica volgestouwde mastodont? In hoeverre voelen zij zich door de werkgever opgejaagd? Wat is het aandeel van de buitenlanders in de ellende?


Wie als ondernemer hoog van de toren blaast als het gaat over de infrastructuur, moet ook bereid zijn tot een gedegen zelfonderzoek. Met borrelpraat als die van Van de Meerendonk raken we alleen maar van de weg.

maandag 10 november 2014

Een monument ben je niet zomaar

Wat is eigenlijk een monument? Ik ben geneigd te denken: een monument ben je niet zomaar. Nee, zó raar is deze gedachtenkronkel nu ook weer niet. Voor mij is bij voorbeeld Zwarte Piet een monument. Als je die om wat voor reden dan ook het bos in stuurt, dan kun je net zo goed de zwarte gaper, die boven de ingang van oude apotheken en drogisterijen hangt, slopen.

Wees niet bevreesd, dit wordt niet de zoveelste bijdrage aan de discussie over de assistent van Sinterklaas. Daar is immers intussen wel alles over gezegd,   vindt ook de goedheiligman zelf, volgens de treffende politieke prent van Mat Rijnders in het ED van zaterdag, waarop hij te zien was, vergezeld van een witte Piet en gezeten op een zwart paard. En ik las ergens dat die hele discussie een randstedelijke aangelegenheid is. In Brabant, Limburg hoor je er nauwelijks iets over en in België al helemaal niet. Het lijdt geen twijfel dat de pakjesboot komende zondag weer in Best komt aanvaren, vol met authentieke ZP-ers.

Een monument kan ook een gedenkteken zijn, maar de Bestse actualiteit plaatst momenteel de historische bebouwing van het dorp in het middelpunt van de belangstelling. En daarbij gaat het in de eerste plaats om de villa Mon Repos aan de Hoofdstraat, tegenover het zalencentrum Prinsenhof. De tegenwoordige eigenaar wil dit pand vervangen door nieuwbouw. Daarover is alarm geslagen.

De naam van de villa alleen al. Mijn Rustpunt. Die lijkt te verwijzen naar iemand in de negentiende eeuw, die zijn schaapjes op het droge had en in dat huis van zijn levensavond wenste te genieten. Zo moet het ongeveer geweest zijn. Best was in die tijd een straatdorp omringd door boerderijen. In het centrum woonden winkeliers, ambachtelijke ondernemers en 'n enkele fabrikant, door de rest van de bevolking aangeduid als 't Hoog. Tot die categorie moesten eertijds de bewoners van Mon Repos worden gerekend – jammer dat we de bewoningsgeschiedenis van het pand niet kennen.

Er bestaat een prentbriefkaart van de villa met op de voorgrond de bewoners, van wie de dames uiteraard, zoals het toen hoorde, hun rokken tot op de enkels droegen. Het huis had twee ingangen (een waarschijnlijk voor personeel en leveranciers) geflankeerd door vijf ramen. De verdieping had maar liefst zeven ramen en op zolder waren zo goed als zeker twee dienstbodekamers, als we afgaan op de koekoeken. En dan zijn we aangeland  bij wat er nu nog over is van de monumentale waarde van het pand. Laat ik er maar geen doekjes om winden: nauwelijks iets.

Laten we 'Mon Repos' (die naam is trouwens nergens te bekennen) eens langs de 'archeologische meetlat' leggen die de gemeente Best gebruikt om die monumentale waarde te bepalen. Volgens minstens één van de criteria die daarbij worden vermeld, valt de villa bij wijze van spreken al door de mand: de gaafheid. De deftige bewoning van het huis behoort allang tot het verleden. Bij wisselend gebruik is het zijn vrije ligging kwijt geraakt. De zolderverdieping is ingrijpend verbouwd. De twee koekoeken hebben plaats gemaakt voor één langgerekt geval met maar liefst acht vierkante ramen en tot overmaat van ramp is er 'n soort luchtbrug naar een eveneens leegstaand en totaal verloederd 'modern' kantoorpand gebouwd. Dit lijkt mij in meer dan een opzicht het einde van een verhaal.

Laten we  het tot slot nog even over omgeving hebben. Er is in de loop van decennia heel wat aangerommeld met de bebouwing van de Hoofdstraat. De wisselende bouwhoogte van sommige panden strookt allerminst met de de intentie van de gemeente, het dorpskarakter van Best te handhaven. Een kwalijk voorbeeld is de winkel met woonappartementen naast het (nu leegstaande) cafeetje tegenover De Boterhoek. En dan is er het geschuif met de rooilijnen, met als gevolg bij voorbeeld dat het rustieke pandje Boelaars in de diepte kwam te liggen en als het ware vroeg om te  worden gesloopt. Ook rond Mon Repos zie je die verspringende rooilijnen. In 1942 is het kapitale neoklassieke, ook al jaren leegstaande huis van de aannemersfamilie Van Heesewijk 'n stuk naar voren gebouwd. Nu we het er toch over hebben, de bouwproducten van Van Heesewijk – meer kapitale huizen en het hotel, nu restaurant, Bastille – zijn om hun vorm en uit cultuur-historisch oogpunt zeker bijzondere aandacht waard.

Maar 'Mon Repos' maakt al 'n jaar of tien deel uit van wat je gerust een schandvlek in het centrum van Best kunt noemen. Dus ik wil maar zeggen: saneren die boel en houd bij nieuwbouw de dorpse schaal goed in de gaten.

(Gesproken column voor Omroep Best, 12.11.14)

woensdag 5 november 2014

Zeeland niet op z'n best

Een vriend had gewaarschuwd: het seizoen is voorbij; het veer naar Veere vaart niet. Ons een zorg, dat seizoen. Zondag was het op de A58 nog een en al file geweest; de thuiskeer van de extra- nazomer-gangers, het meterologisch en klimatologisch wonder van november 2014. Vooral Duitsers natuurlijk. Iedereen blij met de opwarming van de aarde. Ga zo door.

Zeeland is nu dus leeg, de horeca, voor zover ingesteld op de massa, houdt de deuren stijf gesloten. Ons een zorg. Het is comfortabel tuffen op de eenbaans provinciale wegen met dubbele, ononderbroken asstreep; rij gerust 100, het mag en er is toch nauwelijks iemand.  We verkennen Zeeland vanuit een eigentijds Roompothuisje, heel comfortabel, zij het dat we twee elektronische apparaten niet aan de praat krijgen. Niks broodjes afbakken. *)

Aan de gevel van het grootste etablissement in Veere zijn ze met een elektrische boor voorbereidingen aan het treffen voor het monteren van een luifel boven het terras.  'We zijn open hoor,' zegt de waardin voor alle zekerheid. Maar we proberen toch maar eerst even 'n soort Italiaans restaurant aan de overkant, waarvan het terras vol zit. Dat zit ons niet glad, want de menukaart is nogal beperkt en we zitten op de tocht, terwijl de serveerder allerlei bezwaren oppert tegen het sluiten van de voordeur. Terug  naar de elektrische boor, die gelukkig qua gebruiksfrequentie meevalt.

Ik zeg tegen de waardin: Zeeland zit ons niet mee vandaag, waarop zij gevat: Daar zullen we dan proberen wat aan te doen. In Domburg hadden we op een terras gezeten met een verwarming die zo heet was dat je bijna je kop verbrandde. Die Brusselse wafels, zijn die vers gebakken? Dat moet je namelijk altijd vragen bij dit gerecht, aangezien ze best vanuit een pakje in een magnetron kunnen worden geflikkerd.  Ondanks het bevestigend antwoord (gelogen dus) smaken ze naar iets tussen karton en pannenkoek. Zo aantoonbaar dat de baas accepteert dat één van de twee wafels niet wordt afgerekend. Ik vraag de serveerster, komen hier veel Belgen? Ja, roept ze enthousiast. Nou, dan moet je toch iets aan de receptuur van die Brusselse wafels doen, want hiervan lopen ze gillend weg. De praktijk is evenwel, dat veel te veel mensen letterlijk voor zoete koek slikken wat de horeca hun voorzet.

En het woord van die waardin in Veere van wat toch wel een pretentieus restaurant is? Wat is dat in de praktijk waard gebleken? Mwa... een lunch van een stukske zeewolf en twee garnalen, gegarneerd met spinazie, broccoli, kleffe couscous en sausjes door partner getypeerd als babyvoeding. De garnalen hebben een raar nasmaakje. Niet vers? Kortom prijs-kwaliteit ver uit balans.

Zeeland toch.

*) Eerlijkheidshalve: die apparaten zijn op eerste afroep vervangen.